De 8 ontwikkelingsfasen: levensvaardigheden van Erikson

Bijgewerkt: 21 februari 2023

Je psychische ontwikkeling begint bij je geboorte en duurt tot aan je dood. Volgens de Deens-Amerikaanse psycholoog Erik Erikson is het een levenslang proces. In bepaalde levensfasen doe je vaardigheden op. Denk hierbij aan initiatief nemen, het ontwikkelen van je identiteit en tevredenheid. Wanneer je die vaardigheden niet goed onder de knie krijgt dan is dit van invloed op het verdere leven.

Erikson heeft met dit idee 8 ontwikkelingsfasen in kaart gebracht. Een leven lang aan je levensvaardigheden werken? Volgens Erikson kan dat.

Wat we over Erik Erikson weten

Erikson, geboren in Frankfurt am Main en overleden in de VS, was een bekende psycholoog. Hij hield zich voornamelijk met psychoanalyse bezig. Volgens Erikson komen psychische problemen voort uit een gebrek aan integratie. Dit zou ook te herleiden zijn naar het overbruggen van tegenstellingen.

Hij bracht in kaart hoe de mens verschillende stadia in het leven doorloopt. Dit staat bekend als de 8 ontwikkelingsfasen van Erikson. Daarnaast schreef hij verschillende boeken, onder andere over de sociale betekenis van de kindertijd. Hij heeft door de jaren heen een grote stempel gedrukt op de psychoanalyse en de ontwikkelingspsychologie.

Vertrouwen (0-1,5 jaar)

De eerste fase wordt ook wel het oraal-sensorisch stadium genoemd. In deze fase gaat het om vertrouwen versus wantrouwen. Baby’s hechten zich aan hun moeder. Wanneer deze hechting goed verloopt dan ontstaat er in het latere leven vertrouwen in andere mensen. Dit maakt het makkelijker om relaties aan te gaan.

Baby’s hechten zich vaak aan moeder omdat deze de eerste figuur in het leven van het kind is. Wanneer de vader een grote verzorgende rol speelt dan hecht de baby zich hieraan. Dit geldt ook voor andere personen die de baby vaak verzorgen.

Wanneer een baby of jong kind zich niet goed aan de ouders of verzorgers hecht dan ontstaat er een hechtingsstoornis. Kinderen met een hechtingsstoornis zoeken veel toenadering bij de ouders of verzorgers en zijn weinig zelfstandig. Het omgekeerde kan ook: het kind negeert de ouders en gedraagt zich heel zelfstandig.

Autonomie (1,5-3 jaar)

Autonomie staat voor het zelfstandig nemen van beslissingen. In de tweede ontwikkelingsfase leert het kind zichzelf beheersen. Het kind ontdekt hoe het dingen voor elkaar kan krijgen. De wereld is groot en het kind gaat op ontdekkingstocht. Hier horen soms ook gevaren bij. Wanneer de ouders te beschermend zijn dan wordt het in het latere leven lastig om zelf beslissingen te nemen

Dit gebeurt ook wanneer ouders hun kinderen belachelijk maken wanneer iets niet lukt. Of wanneer de ouders te veel voor het kind doen zonder dat het zelf iets kan proberen. Overmatige bescherming is net zo slecht als uitlachen wanneer iets niet lukt. Het gevolg is dat het kind op latere leeftijd aan zichzelf gaat twijfelen.

Initiatief (3-6 jaar)

Fase drie is het logo-motorisch stadium. Hierin staan initiatief en schuld tegenover elkaar. Voor kinderen is het belangrijk om te leren zelf initiatief te nemen. Van hieruit werkt het kind naar een doelstelling toe.

Het is aan de ouders, verzorgers en leerkrachten om het initiatief nemen te stimuleren. Gebeurt dit niet dan komt er weinig bij het kind uit handen. Op latere leeftijd blijft er moeite bestaan met initiatief nemen.

Kinderen en volwassenen die weinig initiatief nemen zijn opgegroeid in een omgeving waar alles voor hen beslist en bepaald werd. Er ontstaat dan een soort afhankelijkheid richting anderen.

Competentie (6 jaar-puberteit)

Deze fase valt onder de schooljaren oftewel latentie. Hierbij draait het om vlijt versus minderwaardigheid. Tijdens de schooljaren leert het kind alles wat het nodig heeft om later in de maatschappij succesvol te kunnen zijn. Denk hierbij aan lezen en schrijven, rekenen of handenarbeid.

Dat is natuurlijk niet alles want ook sociale vaardigheden worden in deze periode aangeleerd en bijgeschaafd. Kinderen in deze leeftijd moeten leren om verantwoordelijkheid voor hun daden te nemen.

Identiteit (adolescentie, 12-18 jaar)

Pubers vormen hun eigen identiteit. Hierbij veroveren ze hun eigen plekje in de maatschappij. Veel pubers voelen zich nog onzeker. Ze weten niet precies wie ze zijn en wat ze willen. Het is belangrijk om antwoord op deze vragen te vinden. Komen die vragen niet dan blijft de persoon gedurende zijn hele leven op zoek naar zijn identiteit.

Adolescenten leren tevens omgaan met regels en afspraken. Conflicten spelen tijdens de adolescentie een grote rol. Dat is goed want door conflicten aan te gaan wordt er aan communicatieve vaardigheden gewerkt.

Intimiteit (jongvolwassen, 18-40 jaar)

In de vroege volwassenheid spelen intimiteit versus isolatie een belangrijke rol. Veel mensen ontwikkelen in deze levensfase duurzame relaties. Zonder duurzame en intieme relaties ontstaat er een gevoel van eenzaamheid. Die eenzaamheid kan uiteindelijk psychische gevolgen hebben.

Het opbouwen van relaties is weer afhankelijk van de eerste ontwikkelingsfase: hechting en vertrouwen. Wanneer er tijdens de eerste fase iets is misgegaan dan komt dit tijdens de vroege volwassenheid naar buiten. Het is dan moeilijk om een duurzame relatie aan te gaan. Meestal duren liefdesrelaties kort, verlopen zeer hevig of hebben een plotselinge afloop. Op het gebied van vriendschapsrelaties is het moeilijk om contact te leggen, vriendschap te bouwen en deze te behouden.

Productiviteit (middelbare leeftijd, 35-65 jaar)

De midden-volwassenheid is een ontwikkelingsfase waarin we erg productief zijn. We zoeken een baan, maken carrière, zorgen voor anderen, krijgen kinderen en omringen ons meer en meer met mooie spullen.

Niet iedereen is hiertoe in staat. Wanneer deze ontwikkelingsfase mislukt dan raken we in onszelf gekeerd. De ontwikkeling stagneert, iets dat frustratie, angst, woede en gedragsproblemen met zich meebrengt.

In deze levensfase speelt ook generativiteit een belangrijke rol. Het is de wens om na je dood iets voort te brengen. Bijvoorbeeld kinderen, werken (schildering, tekst, foto) of een erfenis aan het nageslacht.

Tevredenheid (ouderdom, 65 jaar tot de dood)

Het werk is gedaan, de kinderen zijn grootgebracht en er is sprake van duurzame relaties. De laatste ontwikkelingsfase van Erikson bestaat uit tevredenheid. Het tegenovergestelde is wanhoop.

Ouderen die tevreden zijn over het verloop van hun leven accepteren dat de dood nadert. Mensen die met spijt op hun leven terugkijken blijven treuren over gemiste kansen. In dit geval is de dood moeilijk te accepteren.

Reacties en ervaringen

Deel je ervaring over dit onderwerp, geef tips of reageer op andere gebruikers. De redactie controleert vooraf op spam of ongepaste reacties. Dit duurt maximaal 24 uur.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Schuiven naar boven